1. Dé (kerkelijke) twintiger bestaat niet
In de luisterronde is met name gesproken met twintigers die kerkelijk betrokken zijn. De situatie van kerkelijk betrokken twintigers is heel verschillend. Het merendeel van deze twintigers geeft aan dat ze Jezus volgen met vallen en opstaan. Ze geven aan dat ze de kerk hard nodig hebben om te blijven geloven en te groeien in het geloof. Sommigen hebben het geloof een tijdje op een laag pitje gezet en ook afstand genomen van de gemeente waar zij bij betrokken waren. Dat ze nu weer in de geloofsgemeenschap terug zijn gekomen werd ervaren als een daad van God, die hen niet los heeft gelaten. Er zijn er die volop meedoen in de kerk, het geloof betekent veel voor ze, maar ze zitten in hun dagelijkse context als het ware een beetje in een ivoren toren; ze vertellen niet over hun geloof, omdat ze zich al snel in de verdediging gedrukt voelen en ook niet weten hoe ze onbevangen iets van het geloof kunnen delen. Anderen daarentegen zijn open over hun geloof en vinden het fijn om erover in gesprek te gaan met niet- of andersgelovigen. Er zijn twintigers die een open discussie over hoe je de Bijbel moet lezen, waarin ruimte is voor verschillende interpretaties, missen. Maar er zijn ook twintigers die vinden dat er duidelijke Bijbelse richtlijnen zijn en dat niet alles bediscussieerd hoeft te worden. Er zijn twintigers die niet zo goed weten wat ze geloven, maar wel een gevoel van urgentie ervaren. Deze urgentie ontstaat men name als ze bevraagd worden op hun geloof door mee te doen met een Vakantie Bijbelweek, Dabarwerk of een andere missionaire activiteit. Daar komt het besef dat je je moet verantwoorden voor wat je gelooft en het zet een ontdekkingstocht in gang.
Chris:
‘Ik volg Jezus, tenminste, dat probeer ik. Ik laat dat bijvoorbeeld in mijn werk in de bouw zien door rustig te reageren als iets mij raakt, als iets niet goed gaat. Dus door niet snel boos te worden. Ik denk dat ik daardoor Jezus ook volg, die zachtmoedig en nederig van hart was. Dus op die manier volg ik Hem.’
De luisterronde gaf dus een heel gevarieerd beeld van hoe betrokken kerkelijke twintigers zich verhouden tot het geloof en de kerk. In dit rapport zoeken we naar de grote lijnen, naar tendensen waarbinnen twintigers zich bewegen. Daar proberen we woorden aan te geven. We pretenderen niet dat het een volledig beeld geeft en al helemaal niet dat het een wetenschappelijk onderzoek is geweest.
In de luisterronde zijn gesprekken gevoerd met predikanten (17), jeugdouderlingen (3), pioniers (5) die zich richten op twintigers en dertigers, experts (10) vanuit onderwijs en jongerenwerk en in zeven gemeenten met twintigers door middel van groepsgesprekken. Ze behoren allen tot de achterban van de IZB. Ook in deze gesprekken werd duidelijk dat de kerkelijke twintiger heel divers is. Niet alleen zijn er verschillen in geloofsontwikkeling, maar ook factoren als de levensfase waarin hij of zij zich bevindt, opleidingsniveau en woonplaats maken verschil. Het maakt uit of je opgegroeid bent in een stad of in een agrarische omgeving. En of je in de biblebelt of in een zeer seculiere omgeving kerkt.
In het algemeen zijn de levensfases waarin twintigers zich bevinden zeer divers. De ene twintiger studeert nog, de ander werkt vanaf zijn zeventiende in de bouw, een derde heeft al haar eerste burn-out te pakken. Sommigen hebben kinderen, anderen wonen nog thuis omdat ze geen woning kunnen vinden, een ander is weer single na een aantal kortdurende relaties. Predikanten en ouderlingen gaven aan dat het fragmentarische leven wel een aspect is van deze tijd dat het leven van alle twintigers raakt. Ze hebben diverse netwerken waarin ze participeren, ze moeten veel ballen in de lucht houden. De fear of missing out werd veel in de gesprekken genoemd als kenmerkend voor ‘de twintiger’.
2. Geloofsgemeenschap en peergroup bieden steun
Twintigers verlangen naar godservaringen en staan tegelijkertijd met twee benen in de huidige cultuur. Ze leven zodoende vaak in twee werelden. Dat is voor sommigen een worsteling, anderen hebben dit geaccepteerd. Er is veel eenzaamheid onder jongvolwassenen. Het gevoel dat ze verzuipen onder de druk van authentiek zijn, je eigen leven vorm moeten geven. De druk van sociale media moeten we daarbij niet onderschatten. De cultuur is onbarmhartig. Mede daarom zijn de geloofsgemeenschap en een christelijke peergroup [3] in de kerk belangrijk voor twintigers. Tegelijkertijd hebben ze moeite met het aangaan van commitment, door zich te geven aan een geloofsgemeenschap en medeverantwoordelijkheid te dragen. In de gesprekken met kerkelijke experts kwam deze moeite regelmatig aan de orde. In gesprekken met twintigers kwam regelmatig aan de orde dat ze een vitale jongerengemeenschap missen. Als die gemeenschap er is, dan is die naar hun idee fragiel. Zo’n vitale geloofsgemeenschap bestaat volgens twintigers uit:
- een eigen peergroup voor ontmoeting, gezelligheid en fun, en samen geloven;
- openheid, zowel binnen de geloofsgemeenschap als naar buiten toe;
- ruimte om jezelf te mogen zijn en kwetsbaar te (kunnen) zijn;
- ruimte voor het voeren van geloofsgesprekken;
- ruimte voor verdieping op Bijbelse en maatschappelijke thema’s;
- ruimte voor ontmoeting tussen generaties om van elkaar te leren en elkaar te waarderen;
- een plek waarin men elkaar aanspoort om Christus te blijven volgen en hierin toegerust te worden.
Steffie:
‘Je hebt het nodig om deel uit te maken van een christelijke groep. Ik heb dat echt nodig om erbij te blijven. Ik ben geen lezer, dus de Bijbel zelf doorakkeren is niet iets wat ik snel doe. Voor mij werkt muziek meer. Of de podcast Eerst Dit, die luister ik in de badkamer.’
Predikanten en jeugdouderlingen zien het belang van een eigen peergroup waarin gezelligheid en verdieping een plek hebben, maar stuiten op een weerbarstige praktijk. Twintigers verhuizen, hebben een volle agenda en nemen niet vaak zelf het initiatief om hieraan vorm te geven. Predikanten vroegen zich af hoe zich dat verhoudt tot de banen die ze hebben waarin ze toch ook initiatieven nemen en verantwoordelijkheden dragen. ‘Waarom doen ze dat wel in hun werk, maar niet in de kerk? Moeten wij dat voor hen organiseren? Ze zijn toch volwassen genoeg om dit zelf te doen? Dan ontstaat er toch eigenaarschap?’
In de gesprekken met predikanten gaf zo’n 70% aan dat ze met hun twintigers eigenlijk te weinig contact hebben om echt te weten wat er in hun leven speelt: wat hen hoop geeft, waar ze een hekel aan hebben, waar ze naar verlangen. Deze constatering werd als confronterend ervaren. Veel predikanten gaven aan dat hun agenda te vol is en hun prioriteiten elders liggen.
Twintigers gaven aan dat ze een beetje aan hun lot worden overgelaten. Ze horen niet meer bij het jeugdwerk, maar bij het volwassen kringwerk voelen velen zich ook nog niet thuis. En dan moet je zelf maar wat opzetten terwijl je ook al in het kinder- of tienerwerk actief bent. Tegelijkertijd ervaren zij ook de weerbarstige praktijk om iets van de grond te krijgen. Een jeugdouderling die zelf twintiger is, gaf aan hierop stuk te lopen. Hij investeerde in gezellige avonden met verdiepingsmomenten, maar er kwamen maar weinig twintigers op af, of er werd op het laatste moment steeds afgezegd.
Eva:
‘Ik heb eigenlijk geen groep waar ik mij bij thuis voel. Ik ben weleens naar een jeugdgroep geweest, maar daar is de gemiddelde leeftijd toch jonger dan ik ben. Waar zij mee bezig zijn, daar ben ik niet mee bezig. Ik zoek een plek waar ik een gesprek kan voeren over de dingen die mij bezighouden. Die heb ik nog niet gevonden. Dat ligt ook aan mijzelf, want ik heb net een paar maanden gereisd. Ik zoek dus weer naar iets van vastigheid. Ik merk dat ik dat wel nodig heb, want in je eentje verwatert het geloof.’
3. Naar de kerk: een ritme en gezien worden
Jongeren die elke week naar de kerk gaan, hebben baat bij dat ritme. Zodra de klad komt in het elke zondag naar de kerk gaan, zie je dat ze sneller afhaken. Soms is het ook het enige wat ze doen. Dan lezen ze niet in de Bijbel, bidden ze weinig, maar hebben ze dat ritme van de zondagse kerkgang nodig om niet geruisloos te verdwijnen. Deze observatie werd breed gedragen onder predikanten, ouderlingen en experts. Twintigers die nog geen belijdenis hebben gedaan gaven aan dat ze graag de ruimte willen krijgen om zich vrijblijvender op te stellen. Een soort van time-outperiode om te onderzoeken of ze zich wel willen aansluiten bij het geloof en de kerk van hun ouders. Zij staan kritisch ten opzichte van een kerk die vooral geïnteresseerd is in hun kerkgang, in plaats van wat ze nu geloven en waar ze twijfels over hebben. Het is van belang dat ze gezien worden als ze in de kerk zitten, dat er mensen zijn die zeggen ‘hé, fijn dat je er bent’ in plaats van dat er zuur gedaan wordt over als ze er niet zijn.
Bart:
‘Ik zit nu een jaar in deze gemeente en als ik naast een oudere zit, dan spreekt diegene mij altijd even aan. Dat voelt echt warm en goed. Daar leer ik ook weer van. Dat gewoon even iemand in de kerk aanspreken, iemand die naast je zit en die je misschien nog niet kent, al zoveel betekent.’
Maar ook voor twintigers die al wel belijdenis hebben gedaan, is het blijven in de eigen gemeente geen vanzelfsprekendheid. Predikanten noemden dat dit veelal te maken heeft met wat er zich op dat moment aandient. Krijgt iemand een niet-gelovige vriendin, dan heeft dat invloed op het kijken naar de gemeente. Hoe open is deze naar niet- of andersgelovigen en kan de vriendin zich verhouden tot wat daar gebeurt? Hoe stevig staat de gelovige twintiger in zijn schoenen? Maar ook doordat twintigers studeren of in een werkomgeving komen waarin ze de enige niet-gelovige twintiger zijn, kunnen ze anders tegen hun gemeente aan gaan kijken.
In gesprekken met twintigers werd ook de behoefte aan ‘even niets hoeven’ benoemd. Soms heb je een periode in je leven dat naar de kerk gaan en dit volhouden al een hele opgave is. Als de kerk dan van alles van je verwacht en verlangt, kan dit juist stress opleveren en het gevoel dat het nooit genoeg is. Een jonge moeder vertelde dat ze op het randje van een burn-out had gezeten. Naast dat ze een jong gezin heeft, werd er op haar werk en in de kerk veel van haar gevraagd en verwacht. Ze had het gevoel dat ze op alle gebieden faalde, dus ook ten opzichte van de kerk.
Waar de predikant goed contact heeft met twintigers, bloeien die twintigers vaak op. De rol van de predikant moet niet onderschat worden. Predikanten zijn inspiratiefiguren voor hen. Op plekken waar de predikant weinig aandacht heeft voor twintigers, zijn die twintigers onderling ook vaak een beetje los zand met elkaar. Predikanten kunnen niet anders dan keuzes maken waaraan en met welke frequentie aandacht gegeven wordt. In een gesprek met een predikant kwam ter sprake dat een open gesprek met de kerkenraad hierover van groot belang is. Waar liggen de prioriteiten en wie gaat opvangen waar de predikant dan geen tijd voor heeft? Predikanten gaven aan dat ze zich hierin niet altijd gesteund voelen door de kerkenraad en gemeente. Als predikant moet je stevig in je schoenen staan om de afgesproken prioriteiten te bewaken.
Els:
‘In onze gemeente durven we best kwetsbaar te zijn ten opzichte van elkaar. Dat past eigenlijk niet bij de streek waar we wonen, maar in de kerk doen we dat wel. Dat komt ook wel door de predikant die we nu hebben. Hij durft ook kwetsbaar te zijn.’
5. De positie van de jeugdouderling
Als je pastoraal ouderling bent, heb je je pastorale raad. Ben je diaken, heb je je diaconie. Maar je hebt ook functies in de kerkenraad die in sommige gevallen behoorlijk solistisch zijn in hun rol. Dat geldt bijvoorbeeld voor de jeugdouderling en de missionaire ouderling. Naar de jeugdouderling wordt regelmatig gekeken of hij of zij wel de jongeren op het rechte spoor houdt en de aandacht geeft die nodig is. In een gesprek met een jeugdouderling werd dit als een loden last ervaren. Daarbij werd aangegeven dat een dergelijke functie meer moet worden ingebed in het geheel van de kerkenraad. Hierbij moet wel aangemerkt worden dat het per gemeente verschilt of twintigers onder het aandachtsgebied van de jeugdouderling vallen of niet.
Jongvolwassenen prikken door vroom geneuzel heen. Ze hebben mensen nodig die hen een blik in hun leven gunnen, die ze laten zien hoe zij op bepaalde punten hebben gefaald, maar ook hoe ze het geloof in de praktijk brengen. Ze hebben de oudere generaties nodig om te groeien in geloof. Een aantal twintigers gaf aan een Bijbelkring te zitten die bestaat uit meerdere generaties. Dit wordt als waardevol ervaren. Het merendeel van de twintigers gaf aan te willen leren van de oudere generaties, maar te weinig met hen in contact te komen. Tegelijkertijd geven twintigers aan dat dit contact tussen generaties ook weer niet te veel gearrangeerd moet worden, zodat het gekunsteld wordt. Op de vraag wie hun identificatiefiguren zijn in de kerk, bleef het vaak lang stil bij de twintigers. Opa’s en oma’s werden genoemd, en jeugdleiders bij wie ze concreet gezien hebben hoe het geloof handen en voeten krijgt. Maar ze vonden het veel moeilijker om identificatiefiguren te benoemen die iets laten zien van hoe je omgaat met teleurstellingen, stress, geloofstwijfel of hoe je kunt groeien in discipelschap.
7. Jongeren willen belangrijke momenten markeren
In gesprekken met experts en pioniers die zich richten op twintigers en dertigers kwam altijd aan de orde dat twintigers veel waarde hechten aan vrijheid en autonomie. En dat dit soms strijdt met de kerkelijke structuren en afspraken waarbij gezegd wordt: we komen elke zondag bij elkaar en we doen het op deze manier. Dat vinden twintigers soms lastig, omdat ze hun eigen weg willen vinden.
De huidige cultuur zegt: het is jouw leven, jij bepaalt wat jij gelooft, jij maakt je eigen keuzes en daar gaat niemand anders over. Op het moment dat mensen op een cruciaal punt in hun leven komen, en dat gebeurt vaak als ze in de twintig zijn, willen ze dat vaak markeren. Maar hier is in de kerk, behalve het doen van openbare geloofsbelijdenis, geen ritueel voor. Hoe markeer je zo’n moment dan? In de praktijk fungeert de volwassendoop voor sommige twintigers als zo’n overgangsritueel. Op zo’n moment zeggen ze: ik wil mij opnieuw toewijden aan God, na een moeilijke periode met tegenslag of verkeerde keuzes. Predikanten zien dit gebeuren en vragen zich af hoe ze hiermee om moeten gaan met behoud van de relatie. Sommige predikanten gaven aan ook wel verbijsterd te zijn dat er zo weinig kennis en waardering is bij twintigers over onder andere de kinderdoop. ‘Even zo vrolijk komt een twintiger mij vertellen dat ze tijdens een vriendenweekend in het Veluwemeer is gedoopt omdat dit zo goed voelde als dat ze komt vertellen dat ze gaat trouwen.’
Het netwerk van veel twintigers is zeer divers en hun vrienden komen uit allerlei geloofstradities. Tradities en rituelen die hun gevoel raken en hun identiteit versterken zijn belangrijk. Als ze in hun eigen gemeente rituelen die passen bij deze behoeften missen, dan is de stap naar een andere geloofstraditie snel gemaakt.
8. Twintigers verlangen naar openheid en duidelijkheid
In de gesprekken met twintigers werd gevraagd naar wat zij nodig hebben om te groeien in het geloof. Een van de dingen die ze aangaven, was dat ze een open discussie over hoe je de Bijbel moet lezen nodig hebben om te kunnen groeien. En dat missen ze nogal in de kerk. Ze hebben het idee dat de gemeente een open discussie over hete hangijzers niet aandurft. Hete hangijzers zoals vrouw in het ambt, homoseksualiteit en genderdiversiteit. Ze willen graag verschillende meningen naast elkaar kunnen leggen om zich een mening te kunnen vormen. Een vorm van autonomie. En tegelijkertijd houden twintigers ook van duidelijkheid en richting. ‘Zeg gewoon wat ik moet doen, want als ik het zelf allemaal moet uitzoeken, is het te groot voor me. Help me daarmee, bijvoorbeeld door te zeggen: ga elke dag een Bijbelpodcast luisteren, want dat is goed voor je.’ Er is dus een verlangen naar autonomie onder twintigers, maar ook een verlangen naar duidelijkheid. Experts vertelden dat predikanten en gemeenteleden dus niet bang hoeven zijn om te zeggen dat sommige dingen niet goed zijn, als ze maar uitleggen waarom. Ze moeten er niet van uitgaan dat alles allemaal wel gelijk duidelijk is. Dit geldt ook voor tradities. Die zijn niet vanzelfsprekend meer, maar moeten toegelicht worden zodat de waarde hiervan weer herkend wordt. Met tradities ‘omdat we het zo gewend zijn’ kunnen ze weinig.
Nathan:
‘Ik ervaar de kerk ook wel als een organisatie. Maar het zou een community, een gemeenschap, moeten zijn. Er is best afstand tussen gemeente en kerkenraad. Als jongeren lopen we hier wel tegenaan. Ik heb weleens een brief geschreven aan de kerkenraad omdat ik graag iets onder de aandacht wilde brengen. Je krijg dan een keurig antwoord terug, maar er wordt vervolgens niet echt iets mee gedaan of het duurt twee jaar voordat er wat beweging komt. Wat ik ook moeilijk vind is dat de kerkenraad, als het over hete hangijzers gaat zoals vrouw in het ambt, zegt dat we zo’n grote gemeente zijn en er zoveel verschillende meningen zijn dat ze verder niets kunnen met zo’n onderwerp. Maar dan vraag ik mij af welke overwegingen je maakt als kerkenraad. Wat maakt dat je ergens wel of niet mee aan de gang gaat? Waar ben je bang voor? Ik mis de openheid hierin.’
9. De leefwereld van tijdgenoten en de wereld van de kerk
Twintigers hebben meer contacten met leeftijdgenoten buiten de kerk dan de oudere generaties, maar er zit een groot gat tussen hoe het eraan toegaat in de kerk en de leefwereld van hun leeftijdgenoten. Ze worstelen daarmee. Zo nemen zelden leeftijdsgenoten mee, omdat ze zeggen: wat er in de kerk gebeurt, sluit niet aan bij waar mijn vrienden en collega’s mee bezig zijn. ‘Hoe doe ik dat dan, hoe overbrug ik dat gat?’, vragen ze zich af. Dat zegt ook iets over de toegankelijkheid van de kerk. Hoe open is je eigen geloofsgemeenschap? Is het motto ‘zo zijn onze manieren’, of zijn er mogelijkheden om de leefwereld van de niet-gelovige vrienden met die tradities van de kerk te verbinden? Een van de predikanten wilde starten met een gesprekskring rondom het thema ‘hij gelooft, zij niet’, voor stellen waarvan de ene partner wel en de ander niet gelooft. Op die manier wilde hij beide leefwerelden met elkaar verbinden. Een andere predikant is er met nadruk rekening mee gaan houden dat er altijd niet-gelovigen en zoekers onder zijn gehoor zitten. Hierdoor veranderde zijn prediking. Het resultaat was dat er ook steeds meer niet-gelovigen en zoekers binnenkwamen die meegenomen werden door gemeenteleden en dus ook door twintigers.
10. Settelen en opnieuw verbinden
Tussen de twintig en dertig gaan mensen ergens settelen. Dan gebeurt er van alles. Volgens experts is dit vaak een critical moment dat betrokken twintigers afhaken bij de kerk. Het lid geweest zijn van een christelijke studentenvereniging is zeker geen garantie voor betrokkenheid bij de kerk. Een christelijke studentenvereniging of het leven in een christelijke woongemeenschap tijdens je studie functioneert voor studenten vaak als een geloofsgemeenschap, een gemeente. De binding met de eigen gemeente wordt minder, ook omdat ze in het weekend vaker niet dan wel thuis zijn. En na hun studententijd settelen ze zich en moeten ze zichzelf gaan verbinden aan een geloofsgemeenschap die veel diverser is dan een christelijke studentenvereniging of woongemeenschap. Dat vinden veel twintigers best ingewikkeld.
Bij het settelen moeten ze een nieuw netwerk opbouwen. Volgens experts helpt het als ze in een kerk waar ze nieuw binnenkomen, al iemand kennen. Daar zou de kerk zich op kunnen voorbereiden. Als je weet dat een twintiger gaat studeren en ergens anders gaat settelen, zou je daar een gesprek over kunnen hebben. Een gesprek waarin je samen kijkt naar de toekomst. Zo kan de kerk helpen om contacten te leggen met een nieuwe gemeente.
Een twintiger vertelde dat ze zich in haar studententijd aan een kerk met veel leeftijdsgenoten had verbonden en het daar enorm naar haar zin had gehad en gegroeid was in het geloof. Nu ze geen student meer was, voelde ze zich soms overbodig. De gemeente draaide ook wel zonder haar door. Er was voldoende kader en enthousiasme. Omdat ze voor haar werk moest verhuizen, koos ze er bewust voor om naar een kleinere gemeente te gaan. ‘Daar ben ik meer nodig’ zei ze, ‘ook al loop ik soms aan tegen stroperigheid en starheid.’
Een ander punt is dat veel twintigers single zijn, terwijl veel gemeentes vooral oog voor gezinnen hebben. Veel twintigers, maar ook predikanten, gaven aan niet tevreden te zijn over de aandacht voor single-zijn in de kerk. Het wordt vaak niet benoemd. En als het benoemd wordt, wordt het vaak geproblematiseerd of, wat nog erger is, worden singles als alleenstaanden genoemd in één adem met ouderen. Onder twintigers die single zijn wordt vooral de opmerking dat er echt wel iemand rondloopt die bij hen past als ongemakkelijk en soms kwetsend ervaren. ‘Ik heb liever dat ze gewoon vragen hoe ik het single-zijn beleef in plaats dat ze het voor mij gaan invullen’, vertelde een twintiger. Een andere twintiger gaf aan dat ze het moeilijk vond om haar plekje te vinden in de gemeente omdat in haar gemeente jong getrouwd wordt. ‘Dan val je er wat buiten’, constateerde zij.
Vera:
‘Ik ben een tijdje afgehaakt. Mijn geloof stond op een laag pitje. Ik had er gewoon niet zoveel meer mee. De zondag was voor mij hetzelfde geworden als de zaterdag; shoppen, sporten, uit eten gaan. En toch ervoer ik ook een soort van leegte. En ik dacht: is dit het nu? Wat is nu het doel van mijn leven? Het was niet echt zo dat dit door bepaalde gesprekken ontstond. Ik denk dat het toch ook iets van je christelijke opvoeding is, waardoor je blijft nadenken. Uiteindelijk komt dat verlangen niet uit jezelf vandaan, maar vanuit God. Deze kerk heeft mij daarbij geholpen. Het is een andere kerk dan die waar ik ben opgegroeid. Je kunt blanco weer instappen.’