Jongerenrapport IZB logo

Jongerenrapport IZB 2025

Op zoek naar toewijding. Twintigers en de kerk.

Twintigers bevinden zich in een fase waarin ze niet meer echt bij het jeugdwerk horen maar zich ook nog niet thuis voelen bij het ‘gewone’ kringwerk. Wat hebben twintigers in de kerk nodig om samen te geloven? De IZB sprak daarover met twintigers en kerkelijke professionals. Het resultaat zijn tien observaties voor kerken die de geloofsontwikkeling van twintigers in hun gemeenten willen ondersteunen.

lightstock_526819_medium_j.a._van_den_berg.jpg

Hoe ervaar jij je geloof? Wat heb jij nodig om in het dagelijks leven vorm aan te geven aan je christen-zijn? Welke rol speelt de kerk hierin? Helpt zij je geloof te laten groeien of maakt zij het je juist lastig? Die vragen stelde de IZB in een rondgang langs twintigers en kerkelijke experts. Onderzoeker Agnes van Haaften is werkzaam als teamleider Gemeentecontact & Advies bij de IZB en sprak met twintigers in kerken op het dorp en in kleine steden. Daarnaast consulteerde zij  kerkelijke professionals die met twintigers te maken hebben. [1]

Observaties en praktische handvatten

De IZB gebruikt dit onderzoek om te bekijken op welke wijze zij kerkelijke gemeenten kan dienen. Als voorschot daarop publiceert de missionaire organisatie in dit verslag 10 observaties. In het tweede deel van dit rapport, getiteld ‘Praktische handvatten voor kerken’ wordt dieper ingegaan op drie vragen: hoe kan de kerk als oefenplek voor twintigers fungeren, hoe kunnen zij meer verworteld raken in de geloofstraditie en wat kunnen we van twintigers leren op het gebied van missionaire openheid en gevoeligheid? [2] Bij elk van die drie onderdelen staan praktische tips en suggesties voor lokale gemeenten.

Jongerenrapport 2025

Tien observaties

vince-fleming-DIXhw2B6Bjo-unsplash.jpg lisha-riabinina-V_BVftBEGPc-unsplash.jpg
1. Dé (kerkelijke) twintiger bestaat niet

In de luisterronde is met name gesproken met twintigers die kerkelijk betrokken zijn. De situatie van kerkelijk betrokken twintigers is heel verschillend. Het merendeel van deze twintigers geeft aan dat ze Jezus volgen met vallen en opstaan. Ze geven aan dat ze de kerk hard nodig hebben om te blijven geloven en te groeien in het geloof.  Sommigen hebben het geloof een tijdje op een laag pitje gezet en ook afstand genomen van de gemeente waar zij bij betrokken waren. Dat ze nu weer in de geloofsgemeenschap terug zijn gekomen werd ervaren als een daad van God, die hen niet los heeft gelaten. Er zijn er die volop meedoen in de kerk, het geloof betekent veel voor ze, maar ze zitten in hun dagelijkse context als het ware een beetje in een ivoren toren; ze vertellen niet over hun geloof, omdat ze zich al snel in de verdediging gedrukt voelen en ook niet weten hoe ze onbevangen iets van het geloof kunnen delen. Anderen daarentegen zijn open over hun geloof en vinden het fijn om erover in gesprek te gaan met niet- of andersgelovigen.  Er zijn twintigers die een open discussie over hoe je de Bijbel moet lezen, waarin ruimte is voor verschillende interpretaties, missen. Maar er zijn ook twintigers die vinden dat er duidelijke Bijbelse richtlijnen zijn en dat niet alles bediscussieerd hoeft te worden. Er zijn twintigers die niet zo goed weten wat ze geloven, maar wel een gevoel van urgentie ervaren. Deze urgentie ontstaat men name als ze bevraagd worden op hun geloof door mee te doen met een Vakantie Bijbelweek, Dabarwerk of een andere missionaire activiteit. Daar komt het besef dat je je moet verantwoorden voor wat je gelooft en het zet een ontdekkingstocht in gang.

Chris:

‘Ik volg Jezus, tenminste, dat probeer ik. Ik laat dat bijvoorbeeld in mijn werk in de bouw zien door rustig te reageren als iets mij raakt, als iets niet goed gaat. Dus door niet snel boos te worden. Ik denk dat ik daardoor Jezus ook volg, die zachtmoedig en nederig van hart was. Dus op die manier volg ik Hem.’

De luisterronde gaf dus een heel gevarieerd beeld van hoe betrokken kerkelijke twintigers zich verhouden tot het geloof en de kerk. In dit rapport zoeken we naar de grote lijnen, naar tendensen waarbinnen twintigers zich bewegen. Daar proberen we woorden aan te geven. We pretenderen niet dat het een volledig beeld geeft en al helemaal niet dat het een wetenschappelijk onderzoek is geweest.

In de luisterronde zijn gesprekken gevoerd met predikanten (17), jeugdouderlingen (3), pioniers (5) die zich richten op twintigers en dertigers, experts (10) vanuit onderwijs en jongerenwerk en in zeven gemeenten met twintigers door middel van groepsgesprekken. Ze behoren allen tot de achterban van de IZB. Ook in deze gesprekken werd duidelijk dat de kerkelijke twintiger heel divers is. Niet alleen zijn er verschillen in geloofsontwikkeling, maar ook factoren als de levensfase waarin hij of zij zich bevindt, opleidingsniveau en woonplaats maken verschil. Het maakt uit of je opgegroeid bent in een stad of in een agrarische omgeving. En of je in de biblebelt of in een zeer seculiere omgeving kerkt.  

In het algemeen zijn de levensfases waarin twintigers zich bevinden zeer divers. De ene twintiger studeert nog, de ander werkt vanaf zijn zeventiende in de bouw, een derde heeft al haar eerste burn-out te pakken. Sommigen hebben kinderen, anderen wonen nog thuis omdat ze geen woning kunnen vinden, een ander is weer single na een aantal kortdurende relaties. Predikanten en ouderlingen gaven aan dat het fragmentarische leven wel een aspect is van deze tijd dat het leven van alle twintigers raakt. Ze hebben diverse netwerken waarin ze participeren, ze moeten veel ballen in de lucht houden. De fear of missing out werd veel in de gesprekken genoemd als kenmerkend voor ‘de twintiger’.

2. Geloofsgemeenschap en peergroup bieden steun

Twintigers verlangen naar godservaringen en staan tegelijkertijd met twee benen in de huidige cultuur. Ze leven zodoende vaak in twee werelden. Dat is voor sommigen een worsteling, anderen hebben dit geaccepteerd. Er is veel eenzaamheid onder jongvolwassenen. Het gevoel dat ze verzuipen onder de druk van authentiek zijn, je eigen leven vorm moeten geven. De druk van sociale media moeten we daarbij niet onderschatten.  De cultuur is onbarmhartig. Mede daarom zijn de geloofsgemeenschap en een christelijke peergroup [3] in de kerk belangrijk voor twintigers. Tegelijkertijd hebben ze moeite met het aangaan van commitment, door zich te geven aan een geloofsgemeenschap en medeverantwoordelijkheid te dragen. In de gesprekken met kerkelijke experts kwam deze moeite regelmatig aan de orde. In gesprekken met twintigers kwam regelmatig aan de orde dat ze een vitale jongerengemeenschap missen. Als die gemeenschap er is, dan is die naar hun idee fragiel. Zo’n vitale geloofsgemeenschap bestaat volgens twintigers uit:

  • een eigen peergroup voor ontmoeting, gezelligheid en fun, en samen geloven;
  • openheid, zowel binnen de geloofsgemeenschap als naar buiten toe;
  • ruimte om jezelf te mogen zijn en kwetsbaar te (kunnen) zijn;
  • ruimte voor het voeren van geloofsgesprekken;
  • ruimte voor verdieping op Bijbelse en maatschappelijke thema’s;
  • ruimte voor ontmoeting tussen generaties om van elkaar te leren en elkaar te waarderen;
  • een plek waarin men elkaar aanspoort om Christus te blijven volgen en hierin toegerust te worden.

Steffie:

‘Je hebt het nodig om deel uit te maken van een christelijke groep. Ik heb dat echt nodig om erbij te blijven. Ik ben geen lezer, dus de Bijbel zelf doorakkeren is niet iets wat ik snel doe. Voor mij werkt muziek meer. Of de podcast Eerst Dit, die luister ik in de badkamer.’

Predikanten en jeugdouderlingen zien het belang van een eigen peergroup waarin gezelligheid en verdieping een plek hebben, maar stuiten op een weerbarstige praktijk. Twintigers verhuizen, hebben een volle agenda en nemen niet vaak zelf het initiatief om hieraan vorm te geven. Predikanten vroegen zich af hoe zich dat verhoudt tot de banen die ze hebben waarin ze toch ook initiatieven nemen en verantwoordelijkheden dragen. ‘Waarom doen ze dat wel in hun werk, maar niet in de kerk? Moeten wij dat voor hen organiseren? Ze zijn toch volwassen genoeg om dit zelf te doen? Dan ontstaat er toch eigenaarschap?’

In de gesprekken met predikanten gaf zo’n 70% aan dat ze met hun twintigers eigenlijk te weinig contact hebben om echt te weten wat er in hun leven speelt: wat hen hoop geeft, waar ze een hekel aan hebben, waar ze naar verlangen. Deze constatering werd als confronterend ervaren. Veel predikanten gaven aan dat hun agenda te vol is en hun prioriteiten elders liggen.

Twintigers gaven aan dat ze een beetje aan hun lot worden overgelaten. Ze horen niet meer bij het jeugdwerk, maar bij het volwassen kringwerk voelen velen zich ook nog niet thuis. En dan moet je zelf maar wat opzetten terwijl je ook al in het kinder- of tienerwerk actief bent.  Tegelijkertijd ervaren zij ook de weerbarstige praktijk om iets van de grond te krijgen. Een jeugdouderling die zelf twintiger is, gaf aan hierop stuk te lopen. Hij investeerde in gezellige avonden met verdiepingsmomenten, maar er kwamen maar weinig twintigers op af, of er werd op het laatste moment steeds afgezegd.

Eva:

‘Ik heb eigenlijk geen groep waar ik mij bij thuis voel. Ik ben weleens naar een jeugdgroep geweest, maar daar is de gemiddelde leeftijd toch jonger dan ik ben. Waar zij mee bezig zijn, daar ben ik niet mee bezig. Ik zoek een plek waar ik een gesprek kan voeren over de dingen die mij bezighouden. Die heb ik nog niet gevonden. Dat ligt ook aan mijzelf, want ik heb net een paar maanden gereisd. Ik zoek dus weer naar iets van vastigheid. Ik merk dat ik dat wel nodig heb, want in je eentje verwatert het geloof.’

3. Naar de kerk: een ritme en gezien worden

Jongeren die elke week naar de kerk gaan, hebben baat bij dat ritme. Zodra de klad komt in het elke zondag naar de kerk gaan, zie je dat ze sneller afhaken. Soms is het ook het enige wat ze doen. Dan lezen ze niet in de Bijbel, bidden ze weinig, maar hebben ze dat ritme van de zondagse kerkgang nodig om niet geruisloos te verdwijnen. Deze observatie werd breed gedragen onder predikanten, ouderlingen en experts. Twintigers die nog geen belijdenis hebben gedaan gaven aan dat ze graag de ruimte willen krijgen om zich vrijblijvender op te stellen. Een soort van time-outperiode om te onderzoeken of ze zich wel willen aansluiten bij het geloof en de kerk van hun ouders.  Zij staan kritisch ten opzichte van een kerk die vooral geïnteresseerd is in hun kerkgang, in plaats van wat ze nu geloven en waar ze twijfels over hebben. Het is van belang dat ze gezien worden als ze in de kerk zitten, dat er mensen zijn die zeggen ‘hé, fijn dat je er bent’ in plaats van dat er zuur gedaan wordt over als ze er niet zijn.

Bart:

‘Ik zit nu een jaar in deze gemeente en als ik naast een oudere zit, dan spreekt diegene mij altijd even aan. Dat voelt echt warm en goed. Daar leer ik ook weer van. Dat gewoon even iemand in de kerk aanspreken, iemand die naast je zit en die je misschien nog niet kent, al zoveel betekent.’

Maar ook voor twintigers die al wel belijdenis hebben gedaan, is het blijven in de eigen gemeente geen vanzelfsprekendheid. Predikanten noemden dat dit veelal te maken heeft met wat er zich op dat moment aandient. Krijgt iemand een niet-gelovige vriendin, dan heeft dat invloed op het kijken naar de gemeente. Hoe open is deze naar niet- of andersgelovigen en kan de vriendin zich verhouden tot wat daar gebeurt? Hoe stevig staat de gelovige twintiger in zijn schoenen? Maar ook doordat twintigers studeren of in een werkomgeving komen waarin ze de enige niet-gelovige twintiger zijn, kunnen ze anders tegen hun gemeente aan gaan kijken.

In gesprekken met twintigers werd ook de behoefte aan ‘even niets hoeven’ benoemd. Soms heb je een periode in je leven dat naar de kerk gaan en dit volhouden al een hele opgave is. Als de kerk dan van alles van je verwacht en verlangt, kan dit juist stress opleveren en het gevoel dat het nooit genoeg is. Een jonge moeder vertelde dat ze op het randje van een burn-out had gezeten. Naast dat ze een jong gezin heeft, werd er op haar werk en in de kerk veel van haar gevraagd en verwacht. Ze had het gevoel dat ze op alle gebieden faalde, dus ook ten opzichte van de kerk.

4. Contact met predikant helpt twintigers groeien

Waar de predikant goed contact heeft met twintigers, bloeien die twintigers vaak op. De rol van de predikant moet niet onderschat worden. Predikanten zijn inspiratiefiguren voor hen. Op plekken waar de predikant weinig aandacht heeft voor twintigers, zijn die twintigers onderling ook vaak een beetje los zand met elkaar. Predikanten kunnen niet anders dan keuzes maken waaraan en met welke frequentie aandacht gegeven wordt. In een gesprek met een predikant kwam ter sprake dat een open gesprek met de kerkenraad hierover van groot belang is. Waar liggen de prioriteiten en wie gaat opvangen waar de predikant dan geen tijd voor heeft? Predikanten gaven aan dat ze zich hierin niet altijd gesteund voelen door de kerkenraad en gemeente. Als predikant moet je stevig in je schoenen staan om de afgesproken prioriteiten te bewaken.

Els:

‘In onze gemeente durven we best kwetsbaar te zijn ten opzichte van elkaar. Dat past eigenlijk niet bij de streek waar we wonen, maar in de kerk doen we dat wel. Dat komt ook wel door de predikant die we nu hebben. Hij durft ook kwetsbaar te zijn.’

5. De positie van de jeugdouderling

Als je pastoraal ouderling bent, heb je je pastorale raad. Ben je diaken, heb je je diaconie. Maar je hebt ook functies in de kerkenraad die in sommige gevallen behoorlijk solistisch zijn in hun rol. Dat geldt bijvoorbeeld voor de jeugdouderling en de missionaire ouderling. Naar de jeugdouderling wordt regelmatig gekeken of hij of zij wel de jongeren op het rechte spoor houdt en de aandacht geeft die nodig is. In een gesprek met een jeugdouderling werd dit als een loden last ervaren. Daarbij werd aangegeven dat een dergelijke functie meer moet worden ingebed in het geheel van de kerkenraad. Hierbij moet wel aangemerkt worden dat het per gemeente verschilt of twintigers onder het aandachtsgebied van de jeugdouderling vallen of niet.

6. Voorbeeldfiguren zijn meer dan welkom

Jongvolwassenen prikken door vroom geneuzel heen. Ze hebben mensen nodig die hen een blik in hun leven gunnen, die ze laten zien hoe zij op bepaalde punten hebben gefaald, maar ook hoe ze het geloof in de praktijk brengen. Ze hebben de oudere generaties nodig om te groeien in geloof. Een aantal twintigers gaf aan een Bijbelkring te zitten die bestaat uit meerdere generaties. Dit wordt als waardevol ervaren. Het merendeel van de twintigers gaf aan te willen leren van de oudere generaties, maar te weinig met hen in contact te komen. Tegelijkertijd geven twintigers aan dat dit contact tussen generaties ook weer niet te veel gearrangeerd moet worden, zodat het gekunsteld wordt. Op de vraag wie hun identificatiefiguren zijn in de kerk, bleef het vaak lang stil bij de twintigers. Opa’s en oma’s werden genoemd, en jeugdleiders bij wie ze concreet gezien hebben hoe het geloof handen en voeten krijgt. Maar ze vonden het veel moeilijker om identificatiefiguren te benoemen die iets laten zien van hoe je omgaat met teleurstellingen, stress, geloofstwijfel of hoe je kunt groeien in discipelschap.

7. Jongeren willen belangrijke momenten markeren

In gesprekken met experts en pioniers die zich richten op twintigers en dertigers kwam altijd aan de orde dat twintigers veel waarde hechten aan vrijheid en autonomie. En dat dit soms strijdt met de kerkelijke structuren en afspraken waarbij gezegd wordt: we komen elke zondag bij elkaar en we doen het op deze manier. Dat vinden twintigers soms lastig, omdat ze hun eigen weg willen vinden.

De huidige cultuur zegt: het is jouw leven, jij bepaalt wat jij gelooft, jij maakt je eigen keuzes en daar gaat niemand anders over. Op het moment dat mensen op een cruciaal punt in hun leven komen, en dat gebeurt vaak als ze in de twintig zijn, willen ze dat vaak markeren. Maar hier is in de kerk, behalve het doen van openbare geloofsbelijdenis, geen ritueel voor. Hoe markeer je zo’n moment dan? In de praktijk fungeert de volwassendoop voor sommige twintigers als zo’n overgangsritueel. Op zo’n moment zeggen ze: ik wil mij opnieuw toewijden aan God, na een moeilijke periode met tegenslag of verkeerde keuzes. Predikanten zien dit gebeuren en vragen zich af hoe ze hiermee om moeten gaan met behoud van de relatie. Sommige predikanten gaven aan ook wel verbijsterd te zijn dat er zo weinig kennis en waardering is bij twintigers over onder andere de kinderdoop. ‘Even zo vrolijk komt een twintiger mij vertellen dat ze tijdens een vriendenweekend in het Veluwemeer is gedoopt omdat dit zo goed voelde als dat ze komt vertellen dat ze gaat trouwen.’

Het netwerk van veel twintigers is zeer divers en hun vrienden komen uit allerlei geloofstradities. Tradities en rituelen die hun gevoel raken en hun identiteit versterken zijn belangrijk. Als ze in hun eigen gemeente rituelen die passen bij deze behoeften missen, dan is de stap naar een andere geloofstraditie snel gemaakt.

8. Twintigers verlangen naar openheid en duidelijkheid

In de gesprekken met twintigers werd gevraagd naar wat zij nodig hebben om te groeien in het geloof. Een van de dingen die ze aangaven, was dat ze een open discussie over hoe je de Bijbel moet lezen nodig hebben om te kunnen groeien. En dat missen ze nogal in de kerk.  Ze hebben het idee dat de gemeente een open discussie over hete hangijzers niet aandurft. Hete hangijzers zoals vrouw in het ambt, homoseksualiteit en genderdiversiteit. Ze willen graag verschillende meningen naast elkaar kunnen leggen om zich een mening te kunnen vormen. Een vorm van autonomie. En tegelijkertijd houden twintigers ook van duidelijkheid en richting. ‘Zeg gewoon wat ik moet doen, want als ik het zelf allemaal moet uitzoeken, is het te groot voor me. Help me daarmee, bijvoorbeeld door te zeggen: ga elke dag een Bijbelpodcast luisteren, want dat is goed voor je.’ Er is dus een verlangen naar autonomie onder twintigers, maar ook een verlangen naar duidelijkheid. Experts vertelden dat predikanten en gemeenteleden dus niet bang hoeven zijn om te zeggen dat sommige dingen niet goed zijn, als ze maar uitleggen waarom. Ze moeten er niet van uitgaan dat alles allemaal wel gelijk duidelijk is. Dit geldt ook voor tradities. Die zijn niet vanzelfsprekend meer, maar moeten toegelicht worden zodat de waarde hiervan weer herkend wordt. Met tradities ‘omdat we het zo gewend zijn’ kunnen ze weinig.

Nathan:

‘Ik ervaar de kerk ook wel als een organisatie. Maar het zou een community, een gemeenschap, moeten zijn. Er is best afstand tussen gemeente en kerkenraad. Als jongeren lopen we hier wel tegenaan. Ik heb weleens een brief geschreven aan de kerkenraad omdat ik graag iets onder de aandacht wilde brengen. Je krijg dan een keurig antwoord terug, maar er wordt vervolgens niet echt iets mee gedaan of het duurt twee jaar voordat er wat beweging komt. Wat ik ook moeilijk vind is dat de kerkenraad, als het over hete hangijzers gaat zoals vrouw in het ambt, zegt dat we zo’n grote gemeente zijn en er zoveel verschillende meningen zijn dat ze verder niets kunnen met zo’n onderwerp. Maar dan vraag ik mij af welke overwegingen je maakt als kerkenraad. Wat maakt dat je ergens wel of niet mee aan de gang gaat? Waar ben je bang voor? Ik mis de openheid hierin.’

9. De leefwereld van tijdgenoten en de wereld van de kerk

Twintigers hebben meer contacten met leeftijdgenoten buiten de kerk dan de oudere generaties, maar er zit een groot gat tussen hoe het eraan toegaat in de kerk en de leefwereld van hun leeftijdgenoten. Ze worstelen daarmee. Zo nemen zelden leeftijdsgenoten mee, omdat ze zeggen: wat er in de kerk gebeurt, sluit niet aan bij waar mijn vrienden en collega’s mee bezig zijn. ‘Hoe doe ik dat dan, hoe overbrug ik dat gat?’, vragen ze zich af. Dat zegt ook iets over de toegankelijkheid van de kerk. Hoe open is je eigen geloofsgemeenschap? Is het motto ‘zo zijn onze manieren’, of zijn er mogelijkheden om de leefwereld van de niet-gelovige vrienden met die tradities van de kerk te verbinden? Een van de predikanten wilde starten met een gesprekskring rondom het thema ‘hij gelooft, zij niet’, voor stellen waarvan de ene partner wel en de ander niet gelooft. Op die manier wilde hij beide leefwerelden met elkaar verbinden. Een andere predikant is er met nadruk rekening mee gaan houden dat er altijd niet-gelovigen en zoekers onder zijn gehoor zitten. Hierdoor veranderde zijn prediking. Het resultaat was dat er ook steeds meer niet-gelovigen en zoekers binnenkwamen die meegenomen werden door gemeenteleden en dus ook door twintigers.

10. Settelen en opnieuw verbinden

Tussen de twintig en dertig gaan mensen ergens settelen. Dan gebeurt er van alles. Volgens experts is dit vaak een critical moment dat betrokken twintigers afhaken bij de kerk. Het lid geweest zijn van een christelijke studentenvereniging is zeker geen garantie voor betrokkenheid bij de kerk. Een christelijke studentenvereniging of het leven in een christelijke woongemeenschap tijdens je studie functioneert voor studenten vaak als een geloofsgemeenschap, een gemeente. De binding met de eigen gemeente wordt minder, ook omdat ze in het weekend vaker niet dan wel thuis zijn. En na hun studententijd settelen ze zich en moeten ze zichzelf gaan verbinden aan een geloofsgemeenschap die veel diverser is dan een christelijke studentenvereniging of woongemeenschap. Dat vinden veel twintigers best ingewikkeld.

Bij het settelen moeten ze een nieuw netwerk opbouwen. Volgens experts helpt het als ze in een kerk waar ze nieuw binnenkomen, al iemand kennen. Daar zou de kerk zich op kunnen voorbereiden. Als je weet dat een twintiger gaat studeren en ergens anders gaat settelen, zou je daar een gesprek over kunnen hebben. Een gesprek waarin je samen kijkt naar de toekomst. Zo kan de kerk helpen om contacten te leggen met een nieuwe gemeente.

Een twintiger vertelde dat ze zich in haar studententijd aan een kerk met veel leeftijdsgenoten had verbonden en het daar enorm naar haar zin had gehad en gegroeid was in het geloof. Nu ze geen student meer was, voelde ze zich soms overbodig. De gemeente draaide ook wel zonder haar door. Er was voldoende kader en enthousiasme. Omdat ze voor haar werk moest verhuizen, koos ze er bewust voor om naar een kleinere gemeente te gaan. ‘Daar ben ik meer nodig’ zei ze, ‘ook al loop ik soms aan tegen stroperigheid en starheid.’

Een ander punt is dat veel twintigers single zijn, terwijl veel gemeentes vooral oog voor gezinnen hebben. Veel twintigers, maar ook predikanten, gaven aan niet tevreden te zijn over de aandacht voor single-zijn in de kerk. Het wordt vaak niet benoemd. En als het benoemd wordt, wordt het vaak geproblematiseerd of, wat nog erger is, worden singles als alleenstaanden genoemd in één adem met ouderen. Onder twintigers die single zijn wordt vooral de opmerking dat er echt wel iemand rondloopt die bij hen past als ongemakkelijk en soms kwetsend ervaren. ‘Ik heb liever dat ze gewoon vragen hoe ik het single-zijn beleef in plaats dat ze het voor mij gaan invullen’, vertelde een twintiger. Een andere twintiger gaf aan dat ze het moeilijk vond om haar plekje te vinden in de gemeente omdat in haar gemeente jong getrouwd wordt. ‘Dan val je er wat buiten’, constateerde zij.

Vera:

‘Ik ben een tijdje afgehaakt. Mijn geloof stond op een laag pitje. Ik had er gewoon niet zoveel meer mee. De zondag was voor mij hetzelfde geworden als de zaterdag; shoppen, sporten, uit eten gaan. En toch ervoer ik ook een soort van leegte. En ik dacht: is dit het nu? Wat is nu het doel van mijn leven? Het was niet echt zo dat dit door bepaalde gesprekken ontstond. Ik denk dat het toch ook iets van je christelijke opvoeding is, waardoor je blijft nadenken. Uiteindelijk komt dat verlangen niet uit jezelf vandaan, maar vanuit God. Deze kerk heeft mij daarbij geholpen. Het is een andere kerk dan die waar ik ben opgegroeid. Je kunt blanco weer instappen.’

Praktische handvatten voor kerken

chris-FNqAVOxYts0-unsplash.jpg sincerely-media-dGxOgeXAXm8-unsplash.jpg

In dit tweede deel van het verslag van de luisterronde gaan we dieper in op een aantal hierboven soms al kort aangegeven thema’s, die in gesprekken met predikanten en twintigers uit verschillende gemeenten aan de orde kwamen. In dit deel verbinden we die observaties met de opmerkingen van twintig experts uit de breedte van de kerk en praktijken in gemeenten.

Het hoofdstuk getiteld ‘Het geloof oefenen’ gaat over de kerk als oefenplek om met elkaar meer van God te horen en te leren. In het hoofdstuk ‘Verworteld raken in de geloofstraditie’ gaat het onder meer over praktijken zoals de kerkdienst, Bijbellezen en gebed. Hoe verhouden twintigers zich daartoe? Hoe kunnen ze hierdoor groeien in geloof? Het derde hoofdstuk gaat over het ontwikkelen van missionaire gevoeligheid en wat de kerk daarbij van twintigers kan leren. Bij elk thema zijn een aantal praktische voorbeelden en suggesties opgenomen.

1. Het geloof oefenen

Weinig in onze samenleving verwijst nog rechtstreeks naar God. God is een optie geworden en vaak ook nog een onlogische optie. Dat kruipt ook onder onze huid. Kerken zijn van oudsher altijd al oefenplekken om samen te bidden, te lezen, te zingen, te luisteren naar wat God te zeggen heeft. Anders gezegd: de kerken zijn plaatsen om te oefenen in openheid naar God. Als geloofsgemeenschap en voor het leven van elke dag. Daarvoor is wel ruimte in de volle agenda nodig. Ruimte voor stilte, gebed en Bijbellezen. Maar ook ruimte voor een goede film, een boek dat je vormt, een geloofsgesprek, samen de mouwen opstropen voor een diaconale klus et cetera. Is er ruimte om je af te vragen wat dit met je doet en waar je iets ziet van God in het leven van jezelf en van de ander?

In het zelf vorm kunnen geven aan de oefenplek schuilt een grote kracht voor twintigers. Dan ontstaat er namelijk eigenaarschap. Vaak ontstaat er iets moois, bloeit het een (paar) jaar en daarna stopt het weer. Je kunt dan zeggen dat het uiteindelijk niet heeft gewerkt, maar de vraag is of dat zo is. Ga oefenen met elkaar rondom verschillende werkvormen. Diversiteit is hierin belangrijk omdat dit ruimte biedt aan de ontwikkeling die twintigers doormaken. Het beeld van een ecosysteem kan hierbij helpen; je hebt stevige planten die flink geworteld zijn en je hebt eenjarig zaaigoed. Samen geven ze structuur, kleur en betekenis. Veel twintigers zijn overigens gewend om in projecten te denken en kunnen zich hier ook goed toe verhouden. Dat iets een kop en een staart heeft, geeft overzicht en ruimte om te experimenteren. Moedig ze aan en verwacht niet dat alles zal wortelen, maar geniet van bloeiend eenjarig zaaigoed en laat je verrassen dat het zaad van deze bloemen een ander jaar op een andere plek weer kan opduiken.

Waar kan ik het geloof oefenen, zonder dat ik daarop beoordeeld word? Twintigers zijn op zoek naar plekken waar dat kan. Waar ze gezien, gehoord en ingeschakeld worden en waar voor het eerst of opnieuw vorm kunnen geven aan christelijke tradities die hen leiden naar Christus.

Veeleisende cultuur

Twintigers leven fragmentarischer dan ooit. Ze hebben zoals gezegd diverse netwerken waarin ze participeren en ze houden veel ballen in de lucht. Ze zijn overal en nergens, constateren verschillende experts in de luisterronde. De eisen van het leven zijn hoog, gewenst of ongewenst.

Ds. Arjan Markus, Werf010 en Pelgrimvaderskerk Rotterdam:

‘Twintigers kampen met overbelasting doordat ze zichzelf torenhoge eisen opleggen. Alles moet perfect zijn. Op hun werk wordt veel van hen gevraagd en in hun sociale leven willen ze ook niets missen. Ze zijn niet oppervlakkig, maar eerder te serieus. Ze gaan helemaal mee in de eisen die aan hen gesteld worden.’

Een groot deel van de twintigers hebben zoveel op hun bordje dat je als kerk wel echt een relevante partner moet zijn om hen goed aan je te binden. Na een drukke werkweek is de zondag een dag om bij te komen, om helemaal even niets te hoeven. Om 9.30 uur in de kerk zitten vraagt discipline en de overtuiging dat dit goed en zinvol is.

Het kan twintigers helpen als de kerk ruimte biedt aan een poosje niets te hoeven. Dat ze ruimte ervaren waarin ze zichzelf mogen zijn en vooral kunnen ontvangen. De kerk kan dat benoemen als geheiligde ruimte waarin je vooral tot rust mag komen bij God in een fase van je leven dat je dat nodig hebt. Ook dat is onderdeel van een oefenplek zijn. Dat je geholpen wordt om rust in te bouwen en ruimte te scheppen voor reflectie. Vraag aan twintigers wat ze nodig hebben en wat niet en ga met twintigers en dertigers in gesprek die zo’n periode recent hebben meegemaakt. Dat voorkomt invullen voor de ander en het geeft de ander het besef gezien en gehoord te worden.

Soms is het regelmatig delen van een Bijbeltekst, een lied of mooie quote in een appgroep al voldoende. Er zijn gemeenten waar jonge gezinnen en ouderen elkaar ‘adopteren’. Er ontstaat wederzijdse betrokkenheid en gebed voor elkaar.  Hetzelfde kan tussen een twintiger en een oudere ontstaan. Dat kan en mag je niet afdwingen, maar je kunt het wel aanreiken.

Identiteit en individualisme

Experts zien dat twintigers volop bezig zijn om hun eigen identiteit te ontdekken. Ze kunnen niet meer terugvallen op het collectief, zoals in de tijd van de verzuiling. Ze moeten zelf uitvinden: wie ben ik, wie wil ik worden en hoe doe ik dat? Wat betekent mijn christen-zijn daarin? Dat wordt bevraagd en het krijgt soms geen plek meer in hun identiteit. Als dat laatste gebeurt, dan worden twintigers opgezogen in een proces van secularisatie. Sommige twintigers vinden het moeilijk om de relatie tussen zondag en doordeweeks te leggen omdat hun wereld niets meer met de zondag te maken lijkt te hebben.

Twintigers moeten hun eigen identiteit steeds opnieuw vormgeven. Ze staan daardoor de hele dag ‘aan’ en dat is enorm vermoeiend. Voorheen, als het over het christelijk geloof ging, ging het over een collectief. Nu voelt kritiek op het christelijk geloof meteen persoonlijk aan, omdat het een persoonlijke keus is om naar de kerk te gaan. Een aanval op het geloof, bijvoorbeeld in een groepsdiscussie, wordt dan al snel als een persoonlijke aanval ervaren. Dat heeft ook consequenties voor het commitment van twintigers aan de geloofsgemeenschap. De theologische gedachte onderdeel te zijn van het verbond komt hiermee onder druk te staan. In het verbond kies je niet zozeer zelf, maar word je gekozen door God. Dit staat haaks op de nadruk op individuele keuze. De belangstelling van twintigers voor de geloofsdoop zou hiermee ook te maken kunnen hebben, omdat dit raakt aan het maken van eigen keuzes.   

Voorbeeldfiguren en peergroup

De verbinding tussen geloof en praktijk is belangrijk voor twintigers. Ze haken aan op podcasts en preken die deze link maken, en op onderling contact. Geneuzel over regels en instituties, negativiteit en polarisatie: daar knappen ze op af. Ze zijn ook op zoek naar een vorm van radicaliteit, waarbij het leven van alledag alles te maken heeft met het christen-zijn. Jongeren hebben daarom identificatiefiguren nodig in de kerk. Mensen die mild voor hen zijn met veel liefde en begrip. En een sterke peergroup van andere gelovige twintigers. Waar twintigers zijn, komen meer twintigers, want een twintiger zoekt een aansprekende groep van leeftijdsgenoten.

We kunnen op dit punt iets leren van kerken waar er meer aandacht is voor mentoraat, ook als onderdeel van een gezamenlijke leefstijl. Samen naar een voetbalwedstrijd gaan, bijvoorbeeld, of naar een concert en ondertussen een goed gesprek voeren. Je kunt ook een zogeheten ‘triade’ vormen met een twintiger, veertiger en zestiger waarbij je een jaar lang met z'n drieën regelmatig afspreekt en daarbij allerlei dingen met elkaar deelt. Voor de praktisch ingestelde twintigers zijn wellicht ook andere routes mogelijk. Er zijn onder andere in Amerika kerken waar een voedselbank en een autogarage onderdeel van de geloofsgemeenschap uitmaken. Op die manier kan het diaconaat ook in Nederland betekenis krijgen in de vorming van twintigers.

Intergeneratief kerk-zijn [4] wordt door twintigers hoog gewaardeerd. Maar hoe dat in de praktijk eruit moet zien is nog niet zo eenvoudig. Twintigers vormen vaak eigen veilige clubjes met leeftijdsgenoten die in eenzelfde fase zitten en waarmee ze een klik hebben. Ze staan niet altijd open voor anderen en het contact met andere generaties moet vooral organisch verlopen en niet georganiseerd. En veel oudere gemeenteleden zeggen wel dat jongvolwassenen belangrijk zijn, maar ze handelen er niet echt naar. Er is soms zelfs een vorm van irritatie bij ouderen als er gefocust wordt op jongeren. Ouderen eisen dan hun eigen plek op of zijn chronisch ontevreden met de aandacht die ze krijgen.

Merel:

‘Als ik met ouderen praat, bijvoorbeeld na de dienst, dan gaat het over koetjes en kalfjes en dan gaan ze weer naar huis. Ik zou het mooi vinden als we echt het leven met elkaar delen, erover in gesprek gaan. Dan krijg je meer verbondenheid.  Zo’n gesprek is natuurlijk ook kwetsbaar, maar ergens zou dit toch ook moeten kunnen. Het lijkt mij wel mooi als zo’n gesprek zou ontstaan. Dat helpt mij om de volgende zondag ook weer te komen, zodat ik weer hoi kan zeggen. Dan ga je voor elkaar naar de kerk. Ik denk dat dit heel belangrijk is.’

Verschillen per context

Zoals we aan het begin van dit verslag al constateerden, hangen verschillen tussen twintigers soms ook samen met het in een stad of dorp wonen. In stadsgemeenten wordt volop geëxperimenteerd met pioniersplekken waar twintigers en dertigers een grote rol spelen of met nieuwe werkvormen binnen bestaande kerken. In dorpen ligt dat anders. Daar is het opleidingsniveau diverser en is het nog veel meer zoeken naar hoe kerk en geloof een rol spelen en kunnen blijven spelen in het leven van twintigers. De dorpse context heeft zo zijn eigen dynamiek.

Neem nu het geloofsgesprek. In steden met veel studenten wordt er wat af gedebatteerd. Het praten over wat het geloof voor jou betekent, vindt daarin ook regelmatig een plek. In een dorpse cultuur is soms generaties lang het geloofsgesprek niet gevoerd. Over je gevoel praten, dan doe je niet snel. Jongeren krijgen dit dan niet van huis uit mee. Toch is het verschil tussen stad en dorp ook niet zo groot. Ook in de stad is het een uitdaging om het geloofsgesprek echt te voeren en in dorpen praten twintigers al veel opener met elkaar dan hun ouders ooit deden. In al deze contexten geldt dat goed voorbeeld doet volgen.

In een dorp ben je niet anoniem, in een stad kan dat wel, hoewel er ook hechte buurten zijn. De stad is ook multicultureler en meer religies brengen meer godsbesef mee. In dorpen zijn vaak veel autochtone bewoners en is de weerstand tot het geloof soms meer aanwezig, bijvoorbeeld door slechte ervaringen met de kerk in het verleden. In een dorpse context kent men elkaar doorgaans goed. ‘Die is van de kerk, die niet, of die heeft een slechte ervaring met de kerk en gaat daarom niet meer’, et cetera. Hoe doorbreek je dat? Een gesprek over geloof voeren vindt men ingewikkeld omdat je dan roert in sociale verhoudingen waardoor je spanningen krijgt. Men houdt de status quo graag in stand. Voor twintigers die op hun dorp blijven, is het daarom soms moeilijker om voor hun geloof uit te komen. Er zijn dorpen die langzamerhand van een hechte autochtone gemeenschap veranderd zijn in een dorp met veel import vanuit de grotere steden. Ook dat doet iets met kerk-zijn op een dorp.

Secularisatie is niet alleen van de stad, maar zeker ook van het dorp. Er zijn veel kleine dorpsgemeenten die amper nog jongeren in hun kerk hebben. De jongeren die er nog zijn, komen geen andere gelovigen meer tegen in het dagelijkse leven.  Ze werken hard, hebben vaak praktische beroepen en doen gewoon hun ding, leven hun dagelijks leven. Voor een aantal van hen geldt dat ze een hekel hebben aan ingewikkeld doen en dat ze zodoende weinig begrip hebben voor mensen met zorgen om bijvoorbeeld het klimaat. Dat ze geloven is al een heel ding. Hun kerkgang is sporadisch geworden. Hun voetbalteam speelt op zondag en hun relaties zijn volstrekt onkerkelijk. Het commitment aan de kerk is ingewikkelder dan aan een sportvereniging. Dat heeft ermee te maken dat naar de kerk gaan een individuele keuze is en de sportvereniging een groepsproces. De passie voor de voetbalclub leeft in het hele dorp en voor de kerk leeft deze passie niet in het dorp.

Ds. Jan Ouwehand, predikant in Ilpendam en oud-directeur GZB:

‘In de jaren tachtig werd het hele concept van gemeenteopbouw uitgerold. Catechese, jeugdwerk, gemeenteplan: het sloot allemaal op elkaar aan. Het was thematisch en er werden verdiepingsslagen gemaakt. Zo kreeg je over een periode van zes jaar een leerlijn. Prachtig natuurlijk! Maar in mijn gemeente werkt dit gewoon zo niet. Jongeren stappen in en uit. Ze maken die lijn nooit mee. Ze komen een paar jaar naar catechisatie, maar dan een paar jaar niet. Een cyclische opbouw, waarbij dezelfde thema’s elk jaar terugkomen op een wat hoger niveau werkt dus niet. Het is moeilijk om lange-termijnlijnen in de gemeente te realiseren. Ik heb nu zes tot zeven twintigers met wie ik regelmatig Bijbelstudie doe. Bijna niemand uit dit groepje komt op zondag naar de kerk. We lezen gewoon de Bijbel, tekst voor tekst, en praten erover wat dit betekent en wat dit met je doet. Iets van tevoren lezen werkt niet. Sowieso is lezen een dingetje. Ze vinden wat we nu doen fijn, want als ik in mei vraag of we zullen stoppen, willen ze allemaal toch door. Ik mis materiaal hiervoor. Je kunt natuurlijk het Alpha-materiaal gebruiken, maar dat kun je niet steeds herhalen.’

Bovenstaande aandachtspunten spelen veel minder in dorpen waar de kerk nog een grote rol speelt. Maar ook daar vindt secularisatie plaats. Veel predikanten maken zich zorgen over hoe geworteld hun twintigers nu echt zijn in het geloof. Ze geloven nog wel, maar hoe ze het geloof verbinden met het dagelijks leven raakt uit zicht. Toerusting staat hoog op de agenda, maar het is zoeken naar de juiste vorm.  Het contact houden met de twintigers wordt ingewikkelder ervaren omdat het leven zo fragmentarisch is geworden. Dat fragmentarische is overigens zeker niet voorbehouden aan twintigers. Het is gemeentebreed aanwezig. In veel gesprekken kwam dit aan de orde.

Aandacht van de kerk

Bij heel veel gemeenten speelt de vraag: hoe verbinden we onze jongvolwassenen aan onze kerk, hoe houden we ze erbij? Maar de vraag die daaraan voorafgaat is: hoe verbinden we ze aan Christus? Wat hebben zij nodig in deze huidige tijd? Die aandacht voor jongvolwassenen kan wel wat verdieping gebruiken. Discipelschap heeft alles te maken met geloofspraktijken.

Ds. Dick Wolters, missionair predikant Noorderkerk Amsterdam:

‘In onze gemeente krijgen belijdeniscatechisanten de opdracht om een interview te houden met een ouder gemeentelid over een bepaald thema. Ze moeten hun vragen voorbereiden, zelf een afspraak maken en het gesprek voeren. Op die manier brengen we verschillende generaties met elkaar in contact, maar wordt ook de verbinding gemaakt tussen belijden en het volgen van Jezus in het leven van alledag.’

Er is vaak wel aandacht voor twintigers die naar de kerk komen, maar weinig aandacht voor twintigers die zijn afgehaakt maar nog wel ingeschreven staan. Daar komen we simpel gezegd niet aan toe, zeggen predikanten en jeugdouderlingen in de luisterronde. Laat staan dat we toekomen aan twintigers die het evangelie nog nooit hebben gehoord.

Aan de andere kant zijn er twintigers die vinden dat de kerk aan hun verwachtingen moet voldoen. Het moet goed voelen en als dat het niet meer doet, zoek je je heil elders. Dat je ook kunt lijden aan de kerk, hoe je daarmee omgaat, dat je de kerk nodig hebt en zij jou, daarover wordt niet zoveel gesproken of het resoneert niet. In sommige gemeenten wordt juist wel een heleboel voor twintigers gedaan, maar wordt er niet altijd eerst geluisterd waar zijzelf voor willen gaan. Wederzijdse teleurstelling en frustraties liggen dan op de loer.

Praktische tips en voorbeelden

Twenties-four-Seven
De IZB heeft het programma Twenties-four-Seven ontwikkeld om met twintigers in gesprek te gaan rondom de thema’s discipelschap, missie, roeping en de kerk. Twintigers worden uitgedaagd om hiermee in hun eigen leven, maar ook in de kerk aan de slag te gaan. Voor gespreksleiders is er een train-de-traineravond zodat dit in de eigen gemeente zelf opgezet kan worden. Zie hiervoor www.izb.nl/twentiesfourseven

Huwelijkskring
Op veel plekken maken huwelijkskringen onderdeel uit van de plaatselijke kerk, bijvoorbeeld met dialoogvragen van de christelijke organisatie Marriage Encounter.  In Gorinchem was er behoefte aan een kring voor pasgetrouwde, jonge stellen. In plaats dat de ouderling dit ging organiseren vroeg hij aan de twintigers om hiermee zelf aan de slag te gaan. Ze plaatsten een oproep in de kerk-app, benaderden zelf pasgetrouwde stellen en zo ontstonden er huwelijkskringen van drie of vier stellen.

No kids-café
Veel gemeentewerk draait om gezinnen met kinderen. Voor singles en stellen die (nog) geen kinderen hebben kan een No kids-café een fijne plek zijn om dingen te delen en om begrip te ontvangen.

Bijbelstudie met maaltijd
In Broek op Langedijk is er na coronatijd een bloeiende Bijbelkring ontstaan van twintigers en dertigers. Deze was een initiatief van ds. Leon van den Dool en is uitgegroeid tot een volledig zelfstandig draaiende kring van zo’n 20 deelnemers. Elke tweewekelijkse bijeenkomst start met een warme maaltijd die bij toerbeurt wordt verzorgd. Het is een oefenplek geworden om het geloofsgesprek te voeren met leeftijdsgenoten. De rol van de predikant is nu die van een coach op de achtergrond.

Vrijwilligerswerk
Er is vanuit vrijwilligersmanagement veel onderzoek gedaan naar waarom mensen vrijwilligerswerk doen. Vier zaken zijn daarbij van groot belang:

  1. Autonomie; welke vrijheden heb ik om het werk op mijn manier en in mijn eigen tijd te doen?
  2. Een aansprekend doel; welk doel is groter dan mijn eigen wereldje en welke impact kan ik maken door hieraan mee te doen?
  3. Persoonlijke ontwikkeling; wat leer ik hiervan?
  4. Onderdeel zijn van een groter geheel; word ik gezien, gewaardeerd en doen we het samen?

Leg deze vier punten eens naast de activiteiten waarvoor je twintigers vraagt. Aan welke van deze punten zou je dan meer aandacht moeten besteden?

2. Verworteld raken in de geloofstraditie

Je moet weten wat je gelooft. Veel jongvolwassenen hebben hier moeite mee. Het blijft bij algemene termen en daardoor vinden ze het niet eenvoudig om het geloof toe te passen in, en te vertalen naar, hun eigen leven en omgeving. Hier ligt een taak voor de kerk om recht te doen aan de geloofswoorden en ze te verbinden met de wereld van vandaag.

Levensvragen, keuzes en kerkverlating

Veel predikanten benoemden dat het in het leven van twintigers vooral draait om de familie, vakanties, een goede professional worden en gezondheid. Ze noemden dat een klein leven. Twintigers komen in hun ogen niet meer toe aan de grotere vragen, onderdeel zijn van iets groters. Daar verlangen ze wel naar, maar het lukt hen vaak niet. Dit zit diep in de huidige cultuur. Het leven is fragmentarisch en vol, waardoor er geen ruimte is voor de grotere vragen. Zo wordt de wereld klein. Veel dingen zijn functioneel geworden. En het leven is ingewikkeld geworden. Door het polariserende klimaat worden er snel meningen gegeven. Echte afwegingen maken, zorgvuldig luisteren: die zaken krijgen weinig ruimte. In de kerk zouden we daar, ook vanuit de geloofstraditie, veel meer aandacht aan kunnen geven.

De vraag voor de kerk is: hoe rust je je jongvolwassenen toe om zich te verbinden aan Christus en daarin te groeien? Ligt hun identiteit in Christus of vooral in wat ze doen, wat ze hebben of wat anderen van hen zeggen? Welk voorbeeld geeft de rest van gemeente aan hen?

Ds. Lucias de Haan, protestantse gemeente Beilen-Hijken-Hooghalen:

‘Mijn grootste zorg in de gemeente waar ik hiervoor diende, waren de jonge ouders die niet weten wat ze hun kinderen moeten overdragen. Dan is de volgende generatie weg. Gelukkig zien we weer een opleving onder jonge ouders, maar als er iets georganiseerd moet worden, dan is de menskracht er vaak niet. Dat zegt ook iets over het ontbreken van de urgentie.’

De kerkverlating is het grootst onder jongvolwassenen. Dat heeft te maken met de levensfase waarin je eigen keuzes maakt en moet maken, los van die van je ouders. Het is de fase waarin je op jezelf teruggeworpen wordt en kritisch kijkt naar dat wat je altijd als vanzelfsprekend hebt gezien of ervaren. Dat begint in de tienertijd, maar verhevigt zich in de twintigerjaren. In een sterk geseculariseerde omgeving wordt alles ter discussie gesteld, ook geloof, kerk en overtuigingen. In deze fase worden er cruciale keuzes gemaakt. Dat is niet gek, want het is van alle tijden dat er geëxploreerd [5] wordt door jongvolwassenen. De kerk moet daar niet van schrikken, maar moet een veilige haven zijn, waarin je terug kunt komen op je schreden, ook als er fouten zijn gemaakt.

Bas:

‘Veel van mijn vrienden geloven niet. Dan ga je wel naar feestjes mee en zo. Ik vraag mij wel af: hoor ik daar nu wel of niet thuis? Is dit fout, is dit goed en hoe vind ik daar mijn weg in? Als ik met mijn moeder erover spreek, dan vindt zij dat vreselijk. En ik denk dan: ik ben daar gewoon voor de gezelligheid, je spreekt elkaar, je drinkt een drankje. ‘Ja maar, er zijn ook mensen die zich lam zuipen’, zegt mijn moeder dan. Nou ja, dat doe ik dus niet. Dat is dan aan hun. Dat is ook wel de kern wat je in je twintiger jaren doet. Wat vind ik van dingen? Je gaat in deze fase van je leven zelf ontdekken wat je belangrijk vindt. In het begin van mijn twintiger jaren vond ik trouwens van anderen heel veel. Nu vind ik steeds minder wat van iets of van anderen. Ik heb minder een oordeel over iets of iemand.  Dat wordt in de maatschappij al veel te veel gedaan. In de kerk zouden we juist daar het onderscheid in kunnen maken. Het niet oordelen over anderen.’

Gemarkeerde momenten zijn belangrijk in het wel of niet contact hebben of krijgen met de kerk. Het krijgen van een kind is zo’n gemarkeerd moment. Een verhuizing is ook zo’n moment. Wees als kerk je daarvan bewust. Op die momenten is het risico op afhaken groot, maar het is ook een moment waarop twintigers weer terugkomen.

Inwijding en weerbaarheid

Veel jongeren die belijdenis hebben gedaan, gaan daarna nog een Alpha-cursus volgen, constateerde een van de predikanten in onze luisterronde. Dat geeft toch te denken. Wat is hier misgegaan, vroeg hij zich af. De keuze van een Alpha-cursus kan samenhangen met het verlangen naar helderheid en opnieuw een keuze maken. Geloven is niet iets statisch in de zin van ‘eens geleerd, altijd geleerd’. Daar worden twintigers constant op bevraagd, vanuit zichzelf en ook vanuit de cultuur. De belijdenisfase is vaak intensief en wordt heel bewust beleefd. Daarna is er soms een soort niemandsland en na verloop van tijd wordt er weer teruggegrepen op een fundament: wat geloof ik nu eigenlijk? Dat zoekproces naar de essentie van het geloof zou je als kerk kunnen faciliteren. Zullen we met elkaar een jaar de essentials doornemen van het geloof? Hoe ben je daarin gegroeid, wat ben je kwijtgeraakt en wat is nodig om je verder te laten groeien?

Kerkdienst en kerkelijke tradities

Twintigers zoeken naar een geloofstaal die resoneert in hun hart, waar ze in mee kunnen komen, die hen optilt, het hart raakt. Muziek speelt hierin een grote rol. En het is niet een-op-een zo dat de klassieke liturgie hun hart niet raakt. Sterker nog, er is een herwaardering gaande voor de klassieke liturgie, maar ook voor de liturgie van de katholieke kerk, de oecumenische gemeenschap Taizé en de orthodoxe kerk. De ruimte om er gewoon te kunnen zijn en je eraan over te geven maakt dat twintigers zich hierdoor aangesproken voelen. Maar deze groep is niet oververtegenwoordigd in de kerk. Een grote groep twintigers voelt zich niet meer thuis bij de klassieke liturgie van Geneefs psalter, het liedboek en klassiek georiënteerde liederenbundels. De melodieën en de taal raken hun hart niet omdat die niet aansluiten bij hedendaags taalgebruik en muziekstijlen. Deze twintigers willen wel rekening houden met (oudere) gemeenteleden die zeer gehecht zijn aan de klassieke liturgie, maar vragen ook om concrete ruimte voor de eigen geloofstaal en geloofsbeleving.

Veel twintigers ervaren traditionele kerkdiensten als teveel eenrichtingsverkeer. De vorm van de kerkdienst is voor deze twintigers zeker niet vanzelfsprekendheid. Doen we het op een bepaalde manier omdat we dat zo gewend zijn, of heeft het een bepaalde betekenis? Die betekenis willen twintigers graag weten en ze willen die ook kunnen bediscussiëren. De vraag is of dat mag en of er taboes zijn. Kerken kunnen best een duidelijke keuze maken voor bepaalde tradities, als ze dat maar helder uitleggen.

Praktisch opgeleide jongvolwassenen in een agrarische omgeving houden over het algemeen minder van veranderingen, constateert een van de dorpsdominees in onze luisterronde. Zij moeten zich soms bijna verdedigen als ze aangeven graag voornamelijk de Geneefse psalmen te zingen. Hoger opgeleide jongvolwassenen die als ‘import’ in een dorp zijn gaan wonen, willen over het algemeen juist wel liturgische veranderingen, constateert hij. Zij gaan ook anders met kerkdiensten om: ze komen bijvoorbeeld naar een Bijbelkring, maar zijn minder trouw in het bezoeken van de eigen kerkdiensten.

In de beleving van kerkdiensten blijkt, kortom, nadrukkelijk dat dé (kerkelijke) twintiger niet bestaat, zoals we eerder al constateerden. Wat betreft missionair elan in de kerk kwam de constatering in de luisterronde naar voren dat jongvolwassenen trots willen kunnen zijn op hun kerk. Als jongeren zelf ambivalent zijn over hun kerk, zullen ze niet zo snel iemand meenemen. Een warme en open sfeer kan daarbij belangrijker zijn dan of de vorm helemaal past.

Prediking en predikant

In de prediking zoeken twintigers naar echtheid, handvatten voor het dagelijks leven en een Godservaring. Zowel hoogopgeleide als praktisch opgeleide twintigers worden meer geraakt door authentieke verhalen dan via de intellectuele route. Die gevoelslaag is erg belangrijk. Door dat narratieve aspect worden ze geraakt. Dit kunnen ze verbinden met hun eigen leven. Dan wordt God realiteit. Als in de prediking vooral het verstand wordt aangesproken, wordt die laag niet geraakt. Een schurend, ontregelend element kan helpen, en ook de ervaring van verwondering. De dogmatische kant is ook belangrijk, maar dan meer in de missionaire ontmoetingen die aan apologetiek raken. Denk aan gesprekken over God en het kwaad, het lijden, en onderwerpen zoals duurzaamheid, materialisme en economische vraagstukken.

Een van de genoemde observaties is dat de rol van de predikant niet te onderschatten is. De predikant speelt een cruciale rol in de verbinding tussen woordverkondiging en de praxis van het geloof. De predikant is een identificatiefiguur voor twintigers. Kerkenraden en predikanten doen er goed aan om hierover met elkaar in gesprek te gaan en samen keuzes te maken in het takenpakket van de predikant. De predikant moet ruimte hebben om een duurzame relatie op te bouwen met de twintigers. Predikanten kunnen ook de ouderen tot bondgenoten maken, door bij hen begrip te kweken voor de aandacht die zij aan twintigers willen besteden. Dan vraagt dit een offer van de ouderen: zij zullen minder of sporadisch bezoek van de predikant krijgen. Maar deze ouderen zijn ook de opa’s en oma’s in de gemeente, het zijn hun kleinkinderen waar het om gaat, voor wie ze bidden en om wie ze zich zorgen maken als ze het geloof los (dreigen te) laten, als ze niet meer naar de kerk gaan. En het geeft enorme vreugde als hun kleinkinderen en de jongeren in de gemeente in het spoor van Christus gaan en blijven.

Verbinding met jeugdwerk

Er kan een bepaalde cultuur zijn, waarbij ouders het niet van hun kinderen verwachten dat ze na hun 16de jaar nog naar de kerk, catechese of jeugdclub gaan. Deze ouders vinden dat niet zo’n probleem. Zij hebben dit zelf ook gedaan en kwamen wel weer terug toen ze kinderen kregen. Maar de vraag is of dat met deze huidige generatie gebeurt. Deze generatie is vooral geleerd om je eigen leven vorm te geven. De kerk past daar niet meer bij, vreest een van de predikanten in de luisterronde. Dat maakt die vrijblijvendheid op een bepaalde manier riskant. Dat maakt ook het jeugdwerk voor jongeren onder de 16 jaar van groot belang.

Bijbellezen en gebed

Hoe en waar leer je Bijbellezen? Bijbellezen en gebed horen niet meer tot de dagelijkse routine van twintigers en hun Bijbelkennis is gering, is een belangrijke conclusie uit de luisterronde. Kerkelijke twintigers weten over het algemeen niet hoe ze de Bijbel moeten lezen. De Bijbel is voor hen geen verrassend boek. Het is al snel voorspelbaar. Het verrassende, schurende en steeds vernieuwende van de Bijbel: het is van groot belang dat de kerk de twintigers leert om dit op het spoor te komen. Dat het Bijbellezen een avontuur is, en dat het gaat om het Woord van God, is een eerste vereiste om de Bijbel een grotere plek te laten innemen. Twintigers onderschrijven dat wel, de status van de Bijbel als Woord van God, maar daardoor wordt het ook een statisch gegeven.

Een andere blokkade is het fragmentarische leven, dat discipline ontmoedigt. Bijbellezen en gebed hebben ook een vorm van discipline nodig. Bijbellezen kan ook creatiever dan vaak wordt gedaan. Podcasts spelen daarbij een rol. Dat is ook een vorm waar twintigers van houden. De podcasts ‘Eerst Dit’, ‘Bijbel in een jaar’, ‘De Leerlingen’ en ‘Dit is de Bijbel’ helpen daarbij.

Twintigers met een gezin vinden het lastig om vorm te geven aan een ritme van Bijbellezen en gebed. Het leven met alle verplichtingen voor ieder gezinslid, zorgt ervoor dat een rustpunt rondom bijvoorbeeld de maaltijd moeilijk gevonden wordt.

Bijbelkringen helpen om het Bijbellezen en bidden met en voor elkaar vorm te geven. Ook daarin zullen vormen gevonden moeten worden die aansluiten bij de situatie van twintigers en de dynamiek daarin.

Een algemene vraag is of de kerk nog wel aansluiting heeft met praktisch opgeleiden. De Bijbelkring is voor praktisch opgeleiden niet altijd de vorm die aansluit. De kerk is ook behoorlijk cognitief ingesteld. Dat roept de vraag op waar deze jongeren zich nog in herkennen, verzucht een van de predikanten in de luisterronde. [6]

Praktische tips en voorbeelden

Ontregelende gesprekken
In Rotterdam ontregelt ds. Arjan Markus zijn twintigers graag door met hen in debat te gaan over de basics van het christelijk geloof. Hij stelt allerlei kritische vragen, wat voor veel verwarring zorgt. Zo worden ze uitgedaagd om te onderzoeken wat echt en essentieel is en hoe zij daar zelf woorden aan kunnen geven. Zijn stelling is: ontregel jongvolwassenen eerst zodat ze weerbaarder worden, anders worden ze wel ontregeld buiten de kerk, met als risico dat ze daardoor het geloof verliezen.

Vrijdagmiddagborrel
Een maandelijkse vrijdagmiddagborrel kan een goede vorm zijn voor twintigers en dertigers, op een tijdstip waarop ze ook hun kinderen kunnen meenemen. In een ongedwongen sfeer praten ze met elkaar naar aanleiding van een Bijbeltekst, een podcast of een voorval uit hun leven.

Podcast en preken
Het volgen van een podcastserie kan voor twintigers een manier zijn om met regelmaat de Bijbel open te doen. Predikanten zouden vanuit een podcastserie een prekenserie kunnen maken om twintigers te stimuleren om podcasts te beluisteren en zo gevormd te worden. De podcasts van de IZB zijn te vinden op Spotify en podcastsapps.

Gebedscursus
In de Noorderkerk in Amsterdam is ds. Dick Wolters met twintigers en dertigers aan de slag gegaan met een cursus over bidden. Ze noemen het ‘Bidden – een try-out’. Er is ruimte om te experimenteren met gebed. Diverse vormen komen voorbij. Je mag aan alles meedoen, maar niets moet. ‘In het begin was het vreemd en ongemakkelijk, maar gaandeweg kregen we er steeds meer ‘plezier’ in en waren de avonden een echte oefenplek in gebed, waarbij we een breed palet aan gebedsvormen uit verschillende kerkelijke tradities oefenden.’

3. Missionaire gevoeligheid en openheid ontwikkelen

Twintigers hechten veel waarde aan het hebben en onderhouden van goede relaties.  Ze hebben vaker een veel groter niet-christelijk netwerk dan ouderen. Bij missionaire gevoeligheid gaat het om een fijngevoeligheid voor datgene waar al iets van God zichtbaar is. Van daaruit kan er dan verder gezocht worden: waar raakt het evangelie aan het leven van de ander? De gemeente is hiervoor een oefenplek en een plek waarin je wordt toegerust.

Doen en ervaren

Jongeren die missionair werk of een diaconale vakantie hebben gedaan, hebben een bepaalde missionaire gevoeligheid en openheid ontwikkeld. Doen helpt hen daarbij. Het is dus niet zozeer het beredeneren, maar het doen en ervaren dat zorgt voor een bepaalde vrijmoedigheid. Het is zaak dat de kerk helpt om te groeien. Je wordt toegerust, daarna word je uitgezonden, en daarna hebben we het erover hoe je dit ervaren hebt. Wat vond je mooi, wat vond je moeilijk? Veel predikanten hebben ooit deelgenomen aan het missionaire campingwerk Dabar. Dat heeft hen mede gevormd voor het predikantschap; daar is het -achteraf gezien- het vuurtje aangestoken.

Relevantie

Christenen in Nederland waren tot enkele decennia geleden gewend om in een christelijke cultuur te leven. De secularisatie is een betrekkelijk nieuw fenomeen. Eerdere generaties christenen moesten zich verdedigen tegen kritiek van schrijvers als Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. Nu zou je Nederland meer een zendingsland kunnen noemen, waar mensen niet meer weten wie bedoeld worden met Bijbelse figuren zoals Adam en Eva. Hoe breng je dan het Evangelie?

In onze cultuur staat de relevantie van het geloof als geheel onder druk. Jezus volgen is een van de vele aandachtsgebieden geworden. Twintigers van nu staan veel onbevangener ten opzichte van religie dan oudere generaties. Dat geeft mooie openingen voor gesprekken, maar veel kerkelijke jongvolwassenen missen taal en een vorm van robuustheid om de relevantie van het geloof te verwoorden in gesprekken met niet- of andersgelovigen. In alle gesprekken met twintigers kwam dit aan de orde.

Taal

De kerk zou taal moeten ontwikkelen waarmee je het evangelie anno nu verwoordt. Twintigers kunnen daarbij helpen, omdat zij veel meer dan oudere generaties leven in een seculiere cultuur. Door ervaringen te delen en samen te oefenen worden twintigers en de kerk geholpen om woorden te vinden. Twintigers zijn er namelijk aan gewend dat het merendeel van hun omgeving niet gelooft. Ze worstelen wel vaak met het taaleigene van de kerk. Woorden als ‘verloren gaan’ en de notie dat God liefde is, maar ook een oordeel velt over ons leven, zijn ingewikkeld en groot. Ze ervaren dat deze Bijbelse notities niet resoneren in gesprekken. De gesprekspartner kan zich er namelijk niets bij voorstellen. Het referentiekader is weg in een cultuur die moeite heeft om überhaupt nog een voorstelling te hebben van een niet-meetbare en niet-zichtbare werkelijkheid. Twintigers zijn zelf ook kind van deze tijd. Ze spreken veel liever over wat ze zelf gevonden hebben in het geloof, dat dit goed is voor je leven, je ziel, en dat het je minder eenzaam maakt en geborgenheid geeft.

Diane:

‘Ik vind het best ingewikkeld om te praten over het geloof, omdat ik weet dat er in mijn omgeving vaak anders over wordt gedacht. Ik weet dat ik dan snel gekwetst word door wat ze zeggen. Dan ga je het toch wel uit de weg. Het is spannend. Van binnen wil je het wel, maar je houdt het toch tegen. Dat gekwetst worden zit er ook wel in dat ik zelf ook nog zoekende ben. Denk je het eindelijk gevonden te hebben, komt een ander het weer omkegelen. Die gaat dan heel kritische vragen stellen en dan denk ik: ik zat net op een goede plek, haal me niet onderuit nu; laat maar even.’

Robuustheid

Naast woorden vinden is het ontwikkelen van een vorm van robuustheid of fierheid wenselijk. De meeste jongvolwassenen zijn namelijk hypergevoelig op het gebied van keuzevrijheid en afwijzing. Als christelijke twintiger ben je zelf bang van afwijzing, maar je bent ook bang dat de ander zich afgewezen voelt als je de relevantie van het christelijk geloof voor iedereen ter sprake brengt. Hier komt het ontwikkelen van missionaire gevoeligheid om de hoek kijken. Hoe spreek je over niet- of andersgelovigen, waar zie je God al aan het werk, waar kan je bij aansluiten en waar moet je wachten op God? Het gaat erom vanuit levenswijsheid contact te zoeken en vandaaruit de Bijbelse principes en de Bijbelse boodschap te bespreken. De tone of voice is daarin heel belangrijk. Die moet niet belerend of moraliserend zijn, maar wel duidelijk, waarbij vooral ook wordt uitgelegd waarom iets waardevol is. Als kerk zoek je samen met de twintigers een weg hierin door te bidden, de Bijbel te openen, ervaringen te delen en gesprekken te oefenen.

Michelle:

‘Ik vind het leuk om het geloof te delen. Als mensen ernaar vragen, dan zeg ik gewoon dat ik naar de kerk ga op zondag en waarom ik dat belangrijk vind. Ze verwachten het niet zo van mij omdat ik er nogal hip uitzie. Ik vind de reacties vaak positief en leuk. Ik werk in een multiculti omgeving en heb al zoveel gesprekken gehad met moslims over geloven. Moslims zijn trots op hun geloof. Dat zouden wij van hen kunnen leren.’

Praktische tips en voorbeelden

Café Nu - Koudekerke
Twintiger Danique is in 2024 in Koudekerke begonnen met Café Nu. Café Nu is een plek waar iedereen zich welkom mag voelen. Ze begint de werkdag met gebed en vraagt een zegen over iedereen die binnenkomt. Het is naast gewoon een café, ook een ontmoetingsplek met activiteiten voor jong en oud. Voor haar is het een plek om openheid naar God in de praktijk te brengen door een luisterend oor te bieden en in gesprek te gaan over het leven. Op een hele natuurlijke manier kan God ook ter sprake komen.

Outreach
Voor twintigers die studeren is de zomervakantie een mooie tijd om missionair of diaconaal werk te gaan doen. Zorg ervoor dat hier in je gemeente aandacht voor is zodat er een soort vanzelfsprekendheid ontstaat dat je een week per jaar beschikbaar bent. Dit kun je faciliteren door bijvoorbeeld een camping waar Dabarwerk wordt gedaan te adopteren en elk jaar voor een of twee weken een Dabarteam te werven, of door een Pop-upcamping te starten in de eigen omgeving waarin twintigers ook een leidende rol hebben. Ook de experiencereizen van de GZB helpen jongvolwassenen om te leren van kerken buiten Nederland. Bespreek van tevoren wat twintigers zouden willen leren en laat hen ervaringen delen na afloop in de gemeente.

Tot slot

‘Zie, ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?
Ik baan een weg door de woestijn, maak rivieren in de wildernis’. – Jesaja 43:19

Hartelijk dank aan iedereen die met ons in gesprek wilde gaan. Het waren mooie, eerlijke en soms ook kwetsbare gesprekken. Daarbij wisselden verlangen en verlegenheid, zorgen en zegen elkaar af.

De titel van dit rapport is ‘Op zoek naar toewijding’. Daar zochten we als IZB naar in de gesprekken: op welke manier zijn twintigers toegewijd aan God, aan de gemeente? Welke rol speelt het geloof in hun leven? Als het leven zo vol is dat het volgen van Jezus in het dagelijks leven enorm onder druk staat, wat is hiervan de impact? Hoe verhouden twintigers zich tot de kerk? Hebben ze taal om het evangelie ook te verwoorden? En hoe verhoudt de kerk zich tot hun twintigers? Is er ook toewijding van de kerk naar hun twintigers?

De luisterronde heeft als resultaat tien observaties en drie handvatten opgeleverd. Conclusies laten we graag over aan de lezers van dit rapport. Een aanbeveling willen we wel doen: Ga met elkaar in gesprek! Alleen dat doet al enorm veel goeds. Je hebt elkaar nodig om samen te groeien in de kennis en genade van onze Here Jezus Christus. Toewijding aan God, elkaar, en aan de mensen die op je pad komen oefen je door samen aan Jezus voeten te zitten, door te bidden, het goede te doen en te wachten op God.

Opzet en verantwoording luisterronde twintigers

Tussen 2022 en 2024 zijn er gesprekken gevoerd met 17 predikanten, 5 jeugdwerkers, 3 jeugdouderlingen, 5 pioniers en 10 experts. Er zijn 7 groepsgesprekken met twintigers gevoerd uit 7 gemeenten.

lightstock_681986_medium_j.a._van_den_berg.jpg
Voetnoten

[1] Zie opzet onderzoek en verantwoording

[2] Deze drie vragen corresponderen ook met de drie theologische en missiologische inhoudelijke kaders van het meerjarenbeleidsplan 2023-2027 van de IZB.

[3] Een peergroup is een groep mensen uit de samenleving, die een vergelijkbare leeftijd, status, belang of belangstelling hebben en gemeenschappelijke gedragscodes. Een peergroup wordt ook wel de vriendengroep of vriendenkring genoemd.

[4] Missie Nederland begeleidt gemeenten vanuit Samen Jong om aan de hand van zes kernwaarden kerken op weg te helpen naar een geloofsgemeenschap waarin ook jonge generaties zich thuisvoelen.

[5] Exploratie en identiteitsontwikkeling horen bij elkaar. Exploratie houdt in dat je nadenkt over je opvattingen, twijfels of vragen hebt of experimenteert met andere ideeën en uitingen. Zonder exploratie is er geen groei in ontwikkeling. (bron: Driestar-educatief)

[6] Als IZB zijn we benieuwd of er gemeenten zijn die hier een goede weg in hebben gevonden. Laat het ons weten via info@izb.nl.